Mensbeeld van Aristoteles
Aristoteles 1 is een van de bekendste en invloedrijkste natuuronderzoekers. Als echte empirist gebruikte hij nauwkeurige observaties en logische redeneringen om de aard van de materie en van al het levende in de Natuur te begrijpen. Dat leverde ook een mensbeeld op.
In zijn Historia animalium 2 gaf hij aan alles wat in de natuur voorkomt een plaats. Hij kwam daarbij tot een indeling in vier hoofd-categorieën, met de volgende eigenschappen:
- ze zijn hiërarchisch geordend, naar mate van perfectie
- ieder wordt gekenmerkt door een eigen essentie
- ieder heeft een vaste positie, kan niet in een ander overgaan (bijv. plant naar dier, of van dier naar mens)
- de mens staat, met zijn Ratio, als meest perfect wezen aan de top
- de hogere categorieën bezitten tevens de essenties van alle lagere
- alle levende organismen hebben een sterfelijke ziel (=levenskracht)
- iedere categorie heeft ook nog hiërarchisch geordende subcategorieën, zoals vogels, vissen, wilde dieren, etc. (hier niet weergegeven).

–
Christelijke variant
In de Middeleeuwen probeerden enkele kerkvaders het geloof met de klassieke filosofieën te verzoenen. Augustinus 4 vond daarvoor inspiratie bij Plato, Anselmus 5 en vooral Thomas van Aquino 6 en bij Aristoteles.
Maar deze pogingen riepen in hun tijd veel weerstand op.
Pas tijdens de Wetenschappelijke Revolutie, rond 1600, met de uitvinding van de boekdrukkunst, vonden de werken van Aristoteles, via de Arabische wereld, opnieuw hun weg naar Europa en kwamen zijn ideeën weer in de belangstelling.
Opnieuw werden er pogingen ondernomen om er een christelijke versie van te maken. Dat gebeurde ook met zijn Scala Naturae, waarvan bijgaande afbeelding een aan de Bijbel aangepaste variant laat zien.

Beschrijving van bovenstaande afbeelding van onder naar boven:
– onderaan worden de gruwelen van de hel uitgebeeld
– daarboven alle materie (inclusief aarde, zon, maan en sterren)
– daarboven de planten
– dan drie afdelingen met dieren (vogels en vissen staan hier hoger dan de landdieren)
– dan een afdeling voor mensen, de hoogste van alle schepselen op aarde
– dan de engelen (met rechts enkele ‘vallende engelen’)
– en bovenaan, in een stralenkrans, God op zijn troon, met zijn Zoon en Maria erbij, die de ‘ketting des levens’ vasthoudt 7.
Het mensbeeld van Aristoteles en dat van de Bijbel vinden elkaar in een onveranderlijk, statisch model. De Mens krijgt daarbij, als meest ‘perfect’ of meest ‘complex’ wezen, een bijzondere positie: aan de top van de Natuur of de Schepping. Dat is het mensbeeld waarmee wij in onze westerse samenleving vertrouwd zijn geraakt en dat door velen werd en, nog steeds wordt, gekoesterd.
Darwins mensbeeld
Evolutionair denken
Charles Darwin 8 was de eerste die een sluitende verklaring voor de evolutie van soorten gaf.9 10
Al in de Griekse oudheid waren er filosofen die over evolutieprocessen nadachten, zoals Anaximander 11 die veronderstelde dat het leven oorspronkelijk in zee was ontstaan, om zich later op het land te begeven. Zoals al eerder beschreven, legden dergelijke ideeën het af tegen die van de grote namen, zoals van Plato of Aristoteles.
Pas in de negentiende eeuw ontstond een klimaat waarin nieuwe ideeën over het ontstaan en de ontwikkeling van levende organismen konden worden gepresenteerd.
Natuurlijke selectie
Darwin heeft overtuigend aangetoond dat de mens door een proces van evolutionaire veranderingen, als gevolg van natuurlijke selectie, is ontstaan en daarom deel uitmaakt van het dierenrijk. 12
Darwins ideeën hebben tot groot enthousiasme, nieuwsgierigheid en nieuwe wetenschappelijke inzichten geleid, maar ook tot ongeloof, gekwetstheid en verontwaardiging.
Bescheiden mensbeeld
Uit zijn autobiografie 13 blijkt dat Darwin de brandende ambitie had om een bijdrage te leveren aan de ‘Natuurlijke Historie’. Daarnaast komt hij erin naar voren als een opvallend bescheiden man, zonder de trots en eigendunk die bij zo’n sterke ambitie kunnen voorkomen. Hij had groot respect voor andere wetenschappers en leek bijna verbaasd dat ze zijn werk waardeerden.
De publicaties die, na zijn wereldreis met de Beagle, van zijn hand verschenen bevatten ontelbare observaties op grond waarvan hij zijn evolutietheorie heeft geformuleerd. Dit deed hij in heldere taal, zonder terughoudendheid beschrijvend hoe de soorten zijn ontstaan en hoe de afstamming van de mens eruitziet. Het is duidelijk dat hij er geen enkele moeite mee had zichzelf te zien als een wezen dat volledig deel uitmaakt van de Natuur, ook wat betreft zijn verstandelijke vermogens en zijn “moral sense or consciece“, zoals hij het morele besef noemde.
Het lijkt wel alsof Darwin weinig last had van de narcistische krenkingen die zijn theorie voor veel anderen betekende, zodat hij zijn genialiteit ongehinderd door innerlijke weerstanden kon inzetten voor de analyse van zijn observaties en de formulering van zijn theorie.
Mensbeeld in discussies
Darwin was niet naïef en voorzag dat zijn ideeën voor beroering zouden zorgen. Daarom stelde hij de publicatie ervan vele jaren uit. Pas toen dreigde dat zijn collega Wallace als eerste over het evolutieproces zou publiceren, won zijn ambitie het van zijn vrees voor ‘gedoe’.
Darwin heeft veel van de kritiek die zijn werk opriep beantwoord in toelichtingen die hij in nieuwe edities van zijn boeken verwerkte. Hij was echter geen man voor de, vaak felle, debatten die er tussen voor- en tegenstanders van de evolutietheorie konden ontstaan. Hij trok zich, na zijn wereldreis, dan ook steeds meer in zijn buitenhuis terug. Hij bleef met publicaties zeer productief, maar liet de verbale discussie om ‘gezondheidsredenen’ 14 aan anderen over.
Daardoor werden sommige van zijn ideeën onjuist weergegeven, of door alternatieve versies vervangen. Zo maakte Wallace, -‘mede-ontdekker’ van de evolutietheorie-, onderscheid tussen lichaam en geest van de mens. Hij zag deze als afzonderlijke entiteiten, waarbij wel het lichaam door evolutie zou zijn ontstaan, maar de geest als uniek menselijk moest worden beschouwd. 15
En zo plaatste Huxley, -fervent voorvechter van de evolutiegedachte en bevriende collega van Darwin-, de menselijke moraal geheel buiten de evolutionaire ontwikkeling 16. Hij geloofde dat de menselijke natuur in wezen slecht is, een idee dat sindsdien het debat over de menselijke moraal lange tijd heeft gedomineerd 17
Deze twee aspecten van de mens, de ratio en de moraal, zijn tot op heden vaak onderwerp van discussie gebleven, ondanks populaire boeken als: ‘Wij zijn ons brein’ 18, of van ethologen als Frans de Waal (zie hieronder), waarin onze verstandelijke vermogens (cognitie) en onze moraal als ‘producten’ van onze hersenen worden beschouwd en dus eveneens door evolutie zijn ontstaan.
Een sterk staaltje

Het was in de negentiende eeuw, -en het is nog steeds-, voor velen een vaststaand feit dat de mens zichzelf door zijn Ratio boven de Natuur heeft uitgetild. Dankzij die ratio zou hij een moraal, of geweten, hebben ontwikkeld, wat hem in staat stelt zijn dierlijke driften (seks en agressie) te onderdrukken, een teken van zijn superioriteit over de dieren.
Dit mensbeeld past goed bij dat van Aristoteles en van de Bijbel, maar riekt ook naar zelfverheffing, een sterk staaltje waar ook Baron von Münchhausen 19 goed in was.
In een van zijn sterke verhalen tilt hij zichzelf, met paard en al, aan zijn haren uit het moeras.
Zo zou de Mens zichzelf met zijn Ratio uit het moeras van de Natuur hebben getrokken.
Hardnekkig mensbeeld: Haeckels Levensboom
Darwins evolutietheorie is inmiddels, sinds 1940, in wetenschappelijke kring volledig geaccepteerd. In bredere kring is dat nog niet het geval. In de VS is het opnemen ervan in het onderwijs in diverse staten nog steeds omstreden. Vanaf het begin zijn er zelfs bij enthousiaste aanhangers van de evolutiegedachte nog steeds resten van de ‘mens aan de top’-idee terug te vinden, zoals bij Haeckel. 20
Haeckel was een vooraanstaand Duits zoöloog en filosoof, die een eigen variant heeft bedacht van Darwins Levensboom, een schematische voorstelling waarin de afstamming en verwantschappen van alle levende wezens worden weergegeven. 21
Ook probeerde hij aan te tonen dat de embryonale ontwikkeling van de mens (= ontogenese) dezelfde stadia doorloopt als dat in het evolutieproces (= fylogenese) is gebeurd.
Uiteindelijk houdt zijn visie in dat de mens het ‘beoogde’ eindpunt van de evolutie is, en dat alle andere levensvormen een soort mislukte pogingen zijn (geweest) om het tot die ‘perfecte’ mens te brengen.

Haeckels eigen interpretatie van Darwins theorie is een voorbeeld van de hardnekkigheid waarmee een vertrouwd mensbeeld gehandhaafd blijft en van de moeite die het velen kost(te) om de evolutiegedachte, met alle implicaties ervan, te accepteren.
Darwins levensboom

Met de eerste schets van zijn ‘Tree of Life’ 22 wilde Darwin laten zien dat alle levende wezens een gemeenschappelijke voorouder delen. Alle vertakkingen (A,B,C,D) van de boom zijn, vanuit evolutionair standpunt bekeken, gelijkwaardig en dus kreeg de mens van hem geen toppositie.
Bijgesteld mensbeeld: DNA onderzoek
Een moderne versie van die levensboom ziet er alweer ingewikkelder uit. De laatste decennia is het door DNA-onderzoek mogelijk geworden de verschillende soorten en hun verwantschappen veel nauwkeuriger vast te stellen.

In de afbeelding springt niet de mens eruit, maar valt vooral de dominante aanwezigheid op van bacteriën en oer-bacteriën (Bacteria en Archaea). De aftakkingen in de afbeelding beperken zich tot het weergeven van de diverse Rijken, zoals het dierenrijk (Animals), waar de mens toe behoort.
De rijken worden verder onderverdeeld. Zo wordt in het dierenrijk de mens verder ingedeeld bij de groep Gewervelde dieren en de klasse van de Zoogdieren, tot aan de orde van de Primaten waartoe alle halfapen en apen, waaronder de mens, worden gerekend.
Een nieuw mensbeeld: onder Primaten
Halfapen en apen vormen samen de orde van de Primaten (= opperdieren). De halfapen zijn insecteneters, met kleine hersenen en lijken waarschijnlijk het meest op de gezamenlijke voorouder van alle aap-achtigen.
De echte apen worden onderverdeeld in gewone apen (die een staart hebben) en mensapen die het meest met ons verwant zijn en daarom antropoïden of hominiden (= mensachtigen) worden genoemd. Daarvan zijn de Chimpansees en de Bonobo’s weer de aan ons meest verwante soorten. Dat wil niet zeggen dat wij van hen afstammen; wel dat we met hen een voorouder delen en daardoor veel overeenkomstige eigenschappen hebben. Zo is de overeenkomst in DNA met hen ongeveer 99%.

Misbruikt mensbeeld
Naast bezwaren tegen de evolutieleer werd, en wordt, ook misbruik gemaakt van Darwins gedachtegoed. Een voorbeeld daarvan is het sociaal-darwinisme dat poogde om zijn ideeën te gebruiken als argument in politieke discussies. Zo zag Spencer 23 er een steun in voor het kapitalisme, op grond van ‘survival of the fittest’. Hij stelde daarbij het leven voor als een strijd waarin succesvolle mensen zich niets hoeven aan te trekken van de noden van hen die in hun leven niet of minder succesvol waren, omdat de Natuur dat nu eenmaal zo wil. 24
Ook eugenetische ideeën (‘veredeling’ van rassen) kwamen aan het einde van de 19e eeuw veel voor en ook daarvoor werd Darwins theorie gebruikt. Omdat de nazi’s hun genocideprogramma met eugenetische argumenten onderbouwden, kwam Darwin voor sommigen in een kwaad daglicht te staan.
Zijn wetenschappelijke theorie over de natuurlijke selectie werd, op grond van eigenbelang, aangezien voor een ideologie en versimpeld tot ‘het recht van de sterkste’.
Mensbeeld van een primatoloog
Ons mensbeeld …., of is het dierbeeld?
Onze landgenoot Frans de Waal is primatoloog en hoogleraar evolutionaire psychologie. Hij kreeg bekendheid door zijn intrigerende beschrijvingen van de twee aan ons mensen meest verwante primaten, de Chimpansee en de, bijna vergeten, Bonobo 25
Als etholoog en overtuigd Darwinist is hij van mening dat wij door de bestudering van het gedrag van deze verwante dieren veel over onszelf kunnen leren. Wij hebben immers, op de evolutionaire stamboom, met hen een gezamenlijke voorouder (zie bovenstaande afb.). Dat betekent, volgens de logica van de evolutieleer, dat voor overeenkomstig gedrag waarschijnlijk overeenkomstige verklaringen gelden. Dus kunnen zij ons, als naaste verwanten, een leerzame spiegel voorhouden.
Uniek menselijk ? Verander je mensbeeld !
De Waal weet voor veel soorten van gedrag dergelijke overeenkomsten overtuigend aan te tonen of, op z’n minst, zeer aannemelijk te maken. Dat geldt ook voor gedrag dat wij mensen gewend en geneigd zijn tot ons eigen, unieke domein te rekenen, zoals:
- zelfbewustzijn 26
cognitieve functies waarvan men dacht dat er taal voor nodig is: 27
- nadenken en planning, om een probleem op te lossen
- taalbegrip
- episodisch geheugen (voor persoonlijke ervaringen)
- intentionaliteit (doelgerichtheid)
‘menselijke’ emoties:
sociale vaardigheden:
- troosten 27
- belangeloos bemiddelen bij conflicten tussen groepsgenoten 27
- samenwerken en coalities vormen, 33
- gedeelde intentionaliteit 34
- culturele kennisoverdracht 35
maar ook:
en zelfs:
- eigen en andermans gedrag toetsen aan een moraal (groepsregels) 38
Tot in de jaren negentig werd het zoeken naar overeenkomsten tussen mens en andere primaten afgedaan als antropomorfe 39 manier van denken en interpreteren.
Tegenwoordig pleiten biologen als de Waal voor een ‘shared language‘ om overeenkomstig gedrag bij mens en andere diersoorten mee aan te duiden. 40 Hij gaat, -geheel in lijn met Darwins visie op de mens-, uit van een continuïteitsgedachte. Dat houdt in dat vaardigheden bij verwante soorten van dezelfde aard zijn en zich, langs dezelfde lijn, overeenkomstig hebben ontwikkeld, ook al bestaan er verschillen in de graad van ontwikkeling van die vaardigheden.
Dit uitgangspunt kan ons meer inzicht geven in hoe onze vaardigheden zijn ontstaan en zich verder hebben ontwikkeld.
Inmiddels worden de publicaties van de Waal, -zowel zijn boeken, als zijn vele wetenschappelijke artikelen-, in brede kring erkend en gewaardeerd. Voor het Amerikaanse tijdschrift Time was dat aanleiding om hem, in 2007, op te nemen in de lijst van honderd meest invloedrijke mensen ter wereld.
♦ Het mensbeeld van een infant-psychiater♦
Voor mij als kinderpsychiater, met speciale belangstelling voor de allervroegste ontwikkeling, is het opvallend hoeveel parallellen er zijn tussen de discussies over de cognitieve, emotionele n relationele mogelijkheden van mensapen en die van heel jonge kinderen. Lange tijd werden de capaciteiten van infants 41 onderschat, irrelevant gevonden, genegerd of ontkend.
Dit ging zó ver, dat baby’s jarenlang, -zelfs tot in de jaren tachtig-, zonder pijnstilling zijn geopereerd, omdat hun brein te onrijp zou zijn om pijnprikkels te ervaren.42 Die opvatting is daarna drastisch gewijzigd.
Een ander voorbeeld is de ontwikkeling van empathie. Zelfs Hoffman 43 was in het begin van mening dat daar pas vanaf een jaar of zeven sprake van kon zijn. Pas later heeft hij dit idee bijgesteld.
Ook in de psychologie was de volwassen mens de maat voor alles, ook voor de allerjongsten. Dat de bestudering van de ontwikkeling van vaardigheden inzichten zouden kunnen geven in de aard en kwetsbaarheden van die vermogens op latere leeftijd werd pas in de jaren zeventig ontdekt 44 45
Een nieuw mensbeeld: het belang voor ons onderwerp
Darwins ideeën en de Waals uitwerking daarvan zijn belangrijk voor ons onderwerp, omdat beiden de (ontwikkeling van) de moraal en het geweten binnen het kader van de biologie plaatsen. Daarmee verliest het onderwerp wellicht iets van zin esoterisch karakter, maar wint aan helderheid en maakt het begrijpelijker.
De Waal heeft van de moraal een centraal thema gemaakt, zoals we in het volgende hoofdstuk zullen zien (De Waal – gewetensontwikkeling).
——————————————- —————————— ©2016 horsey
Informatie over de website → Wegwijs of Inhoud
Plaats een reactie → klik op Discussie
Gebruik de Terug-knop linksboven om terug te gaan naar de vorige webpagina.
- Aristoteles 384 tot 322 v. Chr. ↵
- Over de dieren ↵
- letterlijk: ladder of trap der natuur ↵
- Augustinus 354-430 ↵
- Anselmus 1033– 1109 ↵
- Thomas van Aquino 1225-1274 ↵
- Great Chain of Being 1579 ↵
- Darwin 1809 tot 1882 ↵
- Darwin 1859 ↵
- klik Voor een overzicht ↵
- Anaximander 610–546 v.Chr. ↵
- Darwin 1871 ↵
- Darwin (1887) 1958 ↵
- Over de aard van zijn ziekte is veel gespeculeerd, maar dat heeft nooit duidelijkheid opgeleverd ↵
- Dit wordt wel het “Wallace Problem” genoemd, of de “evolution-stops-at-the-head-notion”; zie de Waal 2016, p.116 ↵
- Huxley 1894 ↵
- Flack & de Waal 2000 ↵
- Swaab 2011 ↵
- Raspe 1984 ↵
- Haeckel, 1834 – 1919 ↵
- Haeckel 1868 ↵
- Darwin 1837. In zijn notitieboek ↵
- Spencer 1820 – 1903 ↵
- de Waal 2009 ↵
- de Waal 1982, 1999} [11. de Waal 1997 ↵
- de Waal, 2016 ↵
- idem ↵
- de Waal 2005 ↵
- de Waal 2009 ↵
- idem ↵
- idem ↵
- idem ↵
- de Waal 1999 ↵
- de Waal 2016 ↵
- de Waal 2001 ↵
- de Waal 1999 ↵
- idem ↵
- de Waal 2013 ↵
- voor mensen bedoelde ↵
- de Waal 2006, p.168 ↵
- letterlijk: ‘die nog niet kunnen spreken’; meestal kinderen jonger dan twee jaar ↵
- Zie voordracht uit 1991 ↵
- zie het hoofdstuk over Hoffman ↵
- Bullowa 1979 ↵
- Stern 1985 ↵