Ons mensbeeld verandert

Mensbeeld van Aristoteles

Aristoteles 1 is een van de bekendste en invloedrijkste natuuronderzoekers. Als echte empirist gebruikte hij nauwkeurige observaties en logische redeneringen om de aard van de materie en van al het levende in de Natuur te begrijpen. Dat leverde ook een mensbeeld op.

In zijn Historia animalium 2  gaf hij aan alles wat in de natuur voorkomt een plaats. Hij kwam daarbij tot een indeling in vier hoofd-categorieën, met de volgende eigenschappen:

  • ze zijn hiërarchisch geordend, naar mate van perfectie
  • ieder wordt gekenmerkt door een eigen essentie
  • ieder heeft een vaste positie, kan niet in een ander overgaan (bijv. plant naar dier, of van dier naar mens)
  • de mens staat, met zijn Ratio, als meest perfect wezen aan de top
  • de hogere categorieën bezitten tevens de essenties van alle lagere
  • alle levende organismen hebben een sterfelijke ziel (=levenskracht)
  • iedere categorie heeft ook nog hiërarchisch geordende subcategorieën, zoals vogels, vissen, wilde dieren, etc. (hier niet weergegeven).
scala-naturae
Aristoteles zet de Mens, met zijn Ratio, aan de top van zijn Scala Naturae 3 en geeft daarmee uitdrukking aan zijn mensbeeld.

Christelijke variant

In de Middeleeuwen probeerden enkele kerkvaders het geloof met de klassieke filosofieën te verzoenen. Augustinus 4 vond daarvoor inspiratie bij Plato, Anselmus 5 en vooral Thomas van Aquino 6 en bij Aristoteles.
Maar deze pogingen riepen in hun tijd veel weerstand op.

Pas tijdens de Wetenschappelijke Revolutie, rond 1600, met de uitvinding van de boekdrukkunst, vonden de werken van Aristoteles, via de Arabische wereld, opnieuw hun weg naar Europa en kwamen zijn ideeën weer in de belangstelling.
Opnieuw werden er pogingen ondernomen om er een christelijke versie van te maken. Dat gebeurde ook met zijn Scala Naturae, waarvan bijgaande afbeelding een aan de Bijbel aangepaste variant laat zien.

Great Chain of Being
Afbeelding van ‘The Great Chain of Being’ uit 1579, in Didacus Valades’ “Rhetorica Christiana”. Voorbeeld van een christelijke versie van Aristoteles’ indeling van de natuur (Scala Naturae).

Beschrijving van bovenstaande afbeelding van onder naar boven:
– onderaan worden de gruwelen van de hel uitgebeeld
– daarboven alle materie (inclusief aarde, zon, maan en sterren)
– daarboven de planten
– dan drie afdelingen met dieren (vogels en vissen staan hier hoger dan de landdieren)
– dan een afdeling voor mensen, de hoogste van alle schepselen op aarde
– dan de engelen (met rechts enkele ‘vallende engelen’)
– en bovenaan, in een stralenkrans, God op zijn troon, met zijn Zoon en Maria erbij, die de ‘ketting des levens’ vasthoudt 7.


Het mensbeeld van Aristoteles en dat van de Bijbel vinden elkaar in een onveranderlijk, statisch model. De Mens krijgt daarbij, als meest ‘perfect’ of meest ‘complex’ wezen, een bijzondere positie: aan de top van de Natuur of de Schepping. Dat is het mensbeeld waarmee wij in onze westerse samenleving vertrouwd zijn geraakt en dat door velen werd en, nog steeds wordt, gekoesterd.

Darwins mensbeeld

Evolutionair denken

Charles Darwin 8 was de eerste die een sluitende verklaring voor de evolutie van soorten gaf.9 10

Al in de Griekse oudheid waren er filosofen die over evolutieprocessen nadachten, zoals Anaximander 11 die veronderstelde dat het leven oorspronkelijk in zee was ontstaan, om zich later op het land te begeven. Zoals al eerder beschreven, legden dergelijke ideeën het af tegen die van de grote namen, zoals van Plato of Aristoteles.

Pas in de negentiende eeuw ontstond een klimaat waarin nieuwe ideeën over het ontstaan en de ontwikkeling van levende organismen konden worden gepresenteerd.

Natuurlijke selectie

Darwin heeft overtuigend aangetoond dat de mens door een proces van evolutionaire veranderingen, als gevolg van natuurlijke selectie, is ontstaan en daarom deel uitmaakt van het dierenrijk. 12
Darwins ideeën hebben tot groot enthousiasme, nieuwsgierigheid en nieuwe wetenschappelijke inzichten geleid, maar ook tot ongeloof, gekwetstheid en verontwaardiging.

Bescheiden mensbeeld

Uit zijn autobiografie 13 blijkt dat Darwin de brandende ambitie had om een bijdrage te leveren aan de ‘Natuurlijke Historie’. Daarnaast komt hij erin naar voren als een opvallend bescheiden man, zonder de trots en eigendunk die bij zo’n sterke ambitie kunnen voorkomen. Hij had groot respect voor andere wetenschappers en leek bijna verbaasd dat ze zijn werk waardeerden.

De publicaties die, na zijn wereldreis met de Beagle, van zijn hand verschenen bevatten ontelbare observaties op grond waarvan hij zijn evolutietheorie heeft geformuleerd. Dit deed hij in heldere taal, zonder terughoudendheid beschrijvend hoe de soorten zijn ontstaan en hoe de afstamming van de mens eruitziet. Het is duidelijk dat hij er geen enkele moeite mee had zichzelf te zien als een wezen dat volledig deel uitmaakt van de Natuur, ook wat betreft zijn verstandelijke vermogens en zijn “moral sense or consciece“, zoals hij het morele besef noemde.

Het lijkt wel alsof Darwin weinig last had van de narcistische krenkingen die zijn theorie voor veel anderen betekende, zodat hij zijn genialiteit ongehinderd door innerlijke weerstanden kon inzetten voor de analyse van zijn observaties en de formulering van zijn theorie.

Mensbeeld in discussies

Darwin was niet naïef en voorzag dat zijn ideeën voor beroering zouden zorgen. Daarom stelde hij de publicatie ervan vele jaren uit. Pas toen dreigde dat zijn collega Wallace als eerste over het evolutieproces zou publiceren, won zijn ambitie het van zijn vrees voor ‘gedoe’.

Darwin heeft veel van de kritiek die zijn werk opriep beantwoord in toelichtingen die hij in nieuwe edities van zijn boeken verwerkte. Hij was echter geen man voor de, vaak felle, debatten die er tussen voor- en tegenstanders van de evolutietheorie konden ontstaan. Hij trok zich, na zijn wereldreis, dan ook steeds meer in zijn buitenhuis terug. Hij bleef met publicaties zeer productief, maar liet de verbale discussie om ‘gezondheidsredenen’ 14 aan anderen over.

Daardoor werden sommige van zijn ideeën onjuist weergegeven, of door alternatieve versies vervangen. Zo maakte Wallace, -‘mede-ontdekker’ van de evolutietheorie-, onderscheid tussen lichaam en geest van de mens. Hij zag deze als afzonderlijke entiteiten, waarbij wel het lichaam door evolutie zou zijn ontstaan, maar de geest als uniek menselijk moest worden beschouwd. 15

En zo plaatste Huxley, -fervent voorvechter van de evolutiegedachte en bevriende collega van Darwin-, de menselijke moraal geheel buiten de evolutionaire ontwikkeling 16. Hij geloofde dat de menselijke natuur in wezen slecht is, een idee dat sindsdien het debat over de menselijke moraal lange tijd heeft gedomineerd 17

Deze twee aspecten van de mens, de ratio en de moraal, zijn tot op heden vaak onderwerp van discussie gebleven, ondanks populaire boeken als: ‘Wij zijn ons brein’ 18, of van ethologen als Frans de Waal (zie hieronder), waarin onze verstandelijke vermogens (cognitie) en onze moraal als ‘producten’ van onze hersenen worden beschouwd en dus eveneens door evolutie zijn ontstaan.


Een sterk staaltje

Baron von Müenchhausen
Baron von Münchhausen doet letterlijk en figuurlijk aan zelfverheffing.

Het was in de negentiende eeuw, -en het is nog steeds-, voor velen een vaststaand feit dat de mens zichzelf door zijn Ratio boven de Natuur heeft uitgetild. Dankzij die ratio zou hij een moraal, of geweten, hebben ontwikkeld, wat hem in staat stelt zijn dierlijke driften (seks en agressie) te onderdrukken, een teken van zijn superioriteit over de dieren.

Dit mensbeeld past goed bij dat van Aristoteles en van de Bijbel, maar riekt ook naar zelfverheffing, een sterk staaltje waar ook Baron von Münchhausen 19 goed in was.
In een van zijn sterke verhalen tilt hij zichzelf, met paard en al, aan zijn haren uit het moeras.
Zo zou de Mens zichzelf met zijn Ratio uit het moeras van de Natuur hebben getrokken.


Hardnekkig mensbeeld: Haeckels Levensboom

Darwins evolutietheorie is inmiddels, sinds 1940, in wetenschappelijke kring volledig geaccepteerd. In bredere kring is dat nog niet het geval. In de VS is het opnemen ervan in het onderwijs in diverse staten nog steeds omstreden. Vanaf het begin zijn er zelfs bij enthousiaste aanhangers van de evolutiegedachte nog steeds resten van de ‘mens aan de top’-idee terug te vinden, zoals bij Haeckel. 20

Haeckel  was een vooraanstaand Duits zoöloog en filosoof, die een eigen variant heeft bedacht van Darwins Levensboom, een schematische voorstelling waarin de afstamming en verwantschappen van alle levende wezens worden weergegeven. 21

Ook probeerde hij aan te tonen dat de embryonale ontwikkeling van de mens (= ontogenese) dezelfde stadia doorloopt als dat in het evolutieproces (= fylogenese) is gebeurd.

Uiteindelijk houdt zijn visie in dat de mens het ‘beoogde’ eindpunt van de evolutie is, en dat alle andere levensvormen een soort mislukte pogingen zijn (geweest) om het tot die ‘perfecte’ mens te brengen.

Tree of life van Haeckel
In Haeckel’s Levensboom staat de mens weer in zijn vertrouwde toppositie. De boom lijkt op de scala naturae van Aristoteles.

Haeckels eigen interpretatie van Darwins theorie is een voorbeeld van de hardnekkigheid waarmee een vertrouwd mensbeeld gehandhaafd blijft en van de moeite die het velen kost(te) om de evolutiegedachte, met alle implicaties ervan, te accepteren.

Darwins levensboom

darwin tree of life
Darwins eerste schets van een evolutionaire stamboom, in zijn notitieboek van 1837.

Met de eerste schets van zijn ‘Tree of Life’ 22 wilde Darwin laten zien dat alle levende wezens een gemeenschappelijke voorouder delen. Alle vertakkingen (A,B,C,D) van de boom zijn, vanuit evolutionair standpunt bekeken, gelijkwaardig en dus kreeg de mens van hem geen toppositie.

Bijgesteld mensbeeld: DNA onderzoek

Een moderne versie van die levensboom ziet er alweer ingewikkelder uit. De laatste decennia is het door DNA-onderzoek mogelijk geworden de verschillende soorten en hun verwantschappen veel nauwkeuriger vast te stellen.

phylogenetic tree
De mens hoort bij het dierenrijk (Animals), in de supergroep Unikonta (hier niet aangegeven), behorende tot het domein van de Eukaryoten.

In de afbeelding springt niet de mens eruit, maar valt vooral de dominante aanwezigheid op van bacteriën en oer-bacteriën (Bacteria en Archaea). De aftakkingen in de afbeelding beperken zich tot het weergeven van de diverse Rijken, zoals het dierenrijk (Animals), waar de mens toe behoort.

De rijken worden verder onderverdeeld. Zo wordt in het dierenrijk de mens verder ingedeeld bij de groep Gewervelde dieren en de klasse van de Zoogdieren, tot aan de orde van de Primaten waartoe alle halfapen en apen, waaronder de mens, worden gerekend.

Een nieuw mensbeeld: onder Primaten

Halfapen en apen vormen samen de orde van de Primaten (= opperdieren). De halfapen zijn insecteneters, met kleine hersenen en lijken waarschijnlijk het meest op de gezamenlijke voorouder van alle aap-achtigen.

De echte apen worden onderverdeeld in gewone apen (die een staart hebben) en mensapen die het meest met ons verwant zijn en daarom antropoïden of hominiden (= mensachtigen) worden genoemd. Daarvan zijn de Chimpansees en de Bonobo’s weer de aan ons meest verwante soorten. Dat wil niet zeggen dat wij van hen afstammen; wel dat we met hen een voorouder delen en daardoor veel overeenkomstige eigenschappen hebben. Zo is de overeenkomst in DNA met hen ongeveer 99%.

Primaten
Detail van de Levensboom: onze plaats onder de mensapen.

Misbruikt mensbeeld

Naast bezwaren tegen de evolutieleer werd, en wordt, ook misbruik gemaakt van Darwins gedachtegoed. Een voorbeeld daarvan is het sociaal-darwinisme dat poogde om zijn ideeën te gebruiken als argument in politieke discussies. Zo zag Spencer 23 er een steun in voor het kapitalisme, op grond van ‘survival of the fittest’. Hij stelde daarbij het leven voor als een strijd waarin succesvolle mensen zich niets hoeven aan te trekken van de noden van hen die in hun leven niet of minder succesvol waren, omdat de Natuur dat nu eenmaal zo wil.  24

Ook eugenetische ideeën (‘veredeling’ van rassen) kwamen aan het einde van de 19e eeuw veel voor en ook daarvoor werd Darwins theorie gebruikt. Omdat de nazi’s hun genocideprogramma met eugenetische argumenten onderbouwden, kwam Darwin voor sommigen in een kwaad daglicht te staan.

Zijn wetenschappelijke theorie over de natuurlijke selectie werd, op grond van eigenbelang, aangezien voor een ideologie en versimpeld tot ‘het recht van de sterkste’.

Mensbeeld van een primatoloog

Ons mensbeeld …., of is het dierbeeld?

Onze landgenoot Frans de Waal is primatoloog en hoogleraar evolutionaire psychologie. Hij kreeg bekendheid door zijn intrigerende beschrijvingen van de twee aan ons mensen meest verwante primaten, de Chimpansee en de, bijna vergeten, Bonobo 25

Als etholoog en overtuigd Darwinist is hij van mening dat wij door de bestudering van het gedrag van deze verwante dieren veel over onszelf kunnen leren. Wij hebben immers, op de evolutionaire stamboom, met hen een gezamenlijke voorouder (zie bovenstaande afb.). Dat betekent, volgens de logica van de evolutieleer, dat voor overeenkomstig gedrag waarschijnlijk overeenkomstige verklaringen gelden. Dus kunnen zij ons, als naaste verwanten, een leerzame spiegel voorhouden.

Uniek menselijk ? Verander je mensbeeld !

De Waal weet voor veel soorten van gedrag dergelijke overeenkomsten overtuigend aan te tonen of, op z’n minst, zeer aannemelijk te maken. Dat geldt ook voor gedrag dat wij mensen gewend en geneigd zijn tot ons eigen, unieke domein te rekenen, zoals:

  • zelfbewustzijn 26

cognitieve functies waarvan men dacht dat er taal voor nodig is: 27

  • nadenken en planning, om een probleem op te lossen
  • taalbegrip
  • episodisch geheugen (voor persoonlijke ervaringen)
  • intentionaliteit (doelgerichtheid)

‘menselijke’ emoties:

  • gevoel voor fairness (bijv. eerlijk delen) 28
  • empathisch reageren 29
  • altruïsme 30

sociale vaardigheden:

  • troosten 27
  • belangeloos bemiddelen bij conflicten tussen groepsgenoten 27
  • samenwerken en coalities vormen, 33
  • gedeelde intentionaliteit 34
  • culturele kennisoverdracht 35

maar ook:

  • misleiding uit eigenbelang, 36
  • samenspannen om meer status en macht te verkrijgen 27

en zelfs:

  •  eigen en andermans gedrag toetsen aan een moraal (groepsregels) 38

Tot in de jaren negentig werd het zoeken naar overeenkomsten tussen mens en andere primaten afgedaan als antropomorfe 39 manier van denken en interpreteren.
Tegenwoordig pleiten biologen als de Waal voor een ‘shared language‘ om overeenkomstig gedrag bij mens en andere diersoorten mee aan te duiden. 40 Hij gaat, -geheel in lijn met Darwins visie op de mens-, uit van een continuïteitsgedachte. Dat houdt in dat vaardigheden bij verwante soorten van dezelfde aard zijn en zich, langs dezelfde lijn, overeenkomstig hebben ontwikkeld, ook al bestaan er verschillen in de graad van ontwikkeling van die vaardigheden.
Dit uitgangspunt kan ons meer inzicht geven in hoe onze vaardigheden zijn ontstaan en zich verder hebben ontwikkeld.
Inmiddels worden de publicaties van de Waal, -zowel zijn boeken, als zijn vele wetenschappelijke artikelen-, in brede kring erkend en gewaardeerd. Voor het Amerikaanse tijdschrift Time was dat aanleiding om hem, in 2007, op te nemen in de lijst van honderd meest invloedrijke mensen ter wereld.


Het mensbeeld van een infant-psychiater

Voor mij als kinderpsychiater, met speciale belangstelling voor de allervroegste ontwikkeling, is het opvallend hoeveel parallellen er zijn tussen de discussies over de cognitieve, emotionele n relationele mogelijkheden van mensapen en die van heel jonge kinderen. Lange tijd werden de capaciteiten van infants 41 onderschat, irrelevant gevonden, genegerd of ontkend.

Dit ging zó ver, dat baby’s jarenlang, -zelfs tot in de jaren tachtig-, zonder pijnstilling zijn geopereerd, omdat hun brein te onrijp zou zijn om pijnprikkels te ervaren.42 Die opvatting is daarna drastisch gewijzigd.
Een ander voorbeeld is de ontwikkeling van empathie. Zelfs Hoffman 43 was in het begin van mening dat daar pas vanaf een jaar of zeven sprake van kon zijn. Pas later heeft hij dit idee bijgesteld.

Ook in de psychologie was de volwassen mens de maat voor alles, ook voor de allerjongsten. Dat de bestudering van de ontwikkeling van vaardigheden inzichten zouden kunnen geven in de aard en kwetsbaarheden van die vermogens op latere leeftijd werd pas in de jaren zeventig ontdekt 44 45

 Iets vergelijkbaars speelt bij de bestudering van dieren in relatie tot de mens.

Een nieuw mensbeeld: het belang voor ons onderwerp

Darwins ideeën en de Waals uitwerking daarvan  zijn belangrijk voor ons onderwerp, omdat beiden de (ontwikkeling van) de moraal en het geweten binnen het kader van de biologie plaatsen. Daarmee verliest het onderwerp wellicht iets van zin esoterisch karakter, maar wint aan helderheid en maakt het begrijpelijker.

De Waal heeft van de moraal een centraal thema gemaakt, zoals we in het volgende hoofdstuk zullen zien (De Waal – gewetensontwikkeling).

——————————————- —————————— ©2016 horsey

Informatie over de website →  Wegwijs  of  Inhoud

Plaats een reactie  →  klik op  Discussie

Gebruik de Terug-knop linksboven om terug te gaan naar de vorige webpagina.


  1. Aristoteles 384 tot 322 v. Chr.
  2. Over de dieren
  3. letterlijk: ladder of trap der natuur
  4. Augustinus 354-430
  5.  Anselmus 1033– 1109
  6. Thomas van Aquino 1225-1274
  7. Great Chain of Being 1579
  8. Darwin 1809 tot 1882
  9. Darwin 1859
  10. klik Voor een overzicht
  11.  Anaximander 610–546 v.Chr.
  12. Darwin 1871
  13. Darwin (1887) 1958
  14. Over de aard van zijn ziekte is veel gespeculeerd, maar dat heeft nooit duidelijkheid opgeleverd
  15. Dit wordt wel het “Wallace Problem” genoemd, of de “evolution-stops-at-the-head-notion”; zie de Waal 2016, p.116
  16. Huxley 1894
  17. Flack & de Waal 2000
  18. Swaab 2011
  19. Raspe 1984
  20. Haeckel, 1834 – 1919
  21. Haeckel 1868
  22. Darwin 1837. In zijn notitieboek
  23. Spencer 1820 – 1903
  24. de Waal 2009
  25. de Waal 1982, 1999} [11. de Waal 1997
  26. de Waal, 2016
  27. idem
  28. de Waal 2005
  29. de Waal 2009
  30. idem
  31. idem
  32. idem
  33. de Waal 1999
  34. de Waal 2016
  35. de Waal 2001
  36. de Waal 1999
  37. idem
  38. de Waal 2013
  39. voor mensen bedoelde
  40. de Waal 2006, p.168
  41. letterlijk: ‘die nog niet kunnen spreken’; meestal kinderen jonger dan twee jaar
  42. Zie voordracht uit 1991
  43. zie het hoofdstuk over Hoffman
  44. Bullowa 1979
  45. Stern 1985

Ons wereldbeeld verandert

Wereldbeeld en kosmos

Kosmologie en religie

Religie en kosmologie zijn zo oud als de mensheid. Ze komen voort uit de behoefte om de wereld en de loop der dingen te begrijpen, en liefst te voorspellen en beïnvloeden.
Ze zijn ook met elkaar verweven. Stonehenge, de piramiden en de Mayatempels getuigen daarvan. De oudste poging tot het vastleggen en begrijpen van de wereldorde zijn inkepingen in een dierenbot, een primitieve kalender.

Het voorspellen van de afwisseling van dag en nacht, van de seizoenen en andere natuurverschijnselen was van levensbelang. Zoals de overstromingen van de Nijl die vruchtbare slib op de oevers achterlieten. Afwijkingen van het normale patroon, zoals zon- en maansverduistering, kometen en meteoren, werden als tekenen van de toorn van de goden gezien. Zon en maan kregen vaak zelf de status van godheid toebedeeld.

Astronomie en theologie waren de oudste vakken die aan universiteiten werden onderwezen.

kleitablet Kosmologie vd Bijbel
Kleitablet met een afbeelding die het wereldbeeld van de Bijbel voorstelt.

In onze westerse wereld werd de Bijbel lange tijd als belangrijkste bron van kennis voor beide vakken beschouwd.

Wereldbeeld en mensbeeld

In onze westerse wereld heeft het Bijbelse scheppingsverhaal vele eeuwen lang onze voorstelling van de wereld en het ontstaan ervan bepaald.
Dit verhaal is voor joden, christenen en moslims vrijwel identiek en heeft dus voor grote delen van de wereldbevolking deze functie (gehad). Het leert dat God de aarde als centrum van de wereld heeft geschapen, met alle hemellichamen daaromheen, en vervolgens alle levende wezens op die aarde.

Bij dit wereldbeeld hoorde ook een speciaal mensbeeld. Want de mens kreeg een centrale rol, als uitverkorene, met een bevoorrechte positie: bijna goddelijk (“geschapen naar Zijn beeld en gelijkenis”), verre superieur aan en soeverein meester over alle andere schepselen en de rest van de natuur, met exclusief uitzicht op een eeuwig leven in het hiernamaals.

Dit mensbeeld is lange tijd onaangetast gebleven, maar, net als in het aards paradijs, is ook hier onze zucht naar kennis spelbreker geworden. De wetenschap heeft, zoals we zullen zien, de idylle verstoord.

Mens en aarde centraal

aristoteles'wereldbeeld
Aristoteles dacht dat de aarde het centrum van de kosmos was, waar zon, planeten en sterren omheen cirkelden, vastgemaakt aan de ‘sferen’.

Ook voor de oude Grieken waren de aarde en de mens het centrum van de hele wereld, waar alles, letterlijk en figuurlijk, omheen draaide. Zo stelt Aristoteles 1, in zijn kosmografie, dat de aarde het bolvormige centrum is van het hemelgewelf. De Zon, de planeten en de sterren zouden vastzitten aan 55 concentrische, transparante bollen, de ‘sferen‘, met de aarde als middelpunt.

Ptolemaeus' model
Ptolemaeus bedacht extra bewegingsmogelijkheden voor de eigenzinnige planeten door de introductie van ‘epicirkels’. De aarde bleef daarbij het centrum.

Aristoteles’ model voor de kosmos kon echter de eigenzinnige bewegingen van de planeten aan het firmament niet goed verklaren. Voor dat probleem leek, enkele eeuwen later,  Ptolemaeus 2 in Alexandrië wel een oplossing te hebben gevonden. Hij voegde aan het bestaande model ‘epicirkels’ toe , waar de planeten aan vast zouden zitten. Die zorgden voor extra bewegingsmogelijkheden waarmee de loop van de planeten beter kon worden verklaard.

Het geocentrische wereldbeeld van Aristoteles en Ptolemaeus paste goed bij de Bijbelse voorstelling in het scheppingsverhaal. Daardoor behield dit model lange tijd groot gezag en werden andere ideeën door de Kerk als ketters beschouwd.

Onze zon centraal

In later tijden heeft men ontdekt dat Aristarchus van Samos 3 al kort na Aristoteles een model had bedacht waarin de zon het centrum was. Maar dat werd in zijn tijd door de Grieken als goddeloos verworpen. Mogelijk werd, eeuwen later, Copernicus door deze vroege ideeën tot het bedenken van zijn heliocentrisch model geïnspireerd.

Flammarion
Een nieuwsgierige monnik (Copernicus?) ontdekt achter de sfeer van de sterren een heel andere configuratie van de kosmos. 4

In de vijftiende eeuw kwamen er op vele gebieden grote veranderingen op gang.
De verbetering van de boekdrukkunst (van blokdruk naar letterdruk) was daarbij de belangrijkste factor. Nieuwe ideeën en inzichten konden daardoor gemakkelijker worden verspreid en bestudeerd. Dit leidde tot omwentelingen op het gebied van godsdienst, van filosofie en ook van wetenschap, zodat deze periode de wetenschappelijke revolutie wordt genoemd 5.

Het geocentrische model voor de kosmos werd ook door deze revolutie getroffen. Door ontwikkelingen in de wiskunde werd het mogelijk de bewegingen van de hemellichamen nauwkeuriger te berekenen. Er ontstond daardoor ook behoefte aan nauwkeuriger waarnemingen. De ontwikkeling van telescopen kon, door de verspreiding van het principe voor de bouw daarvan, in die behoefte voorzien. De wetenschap werd, door betere observaties en betere theorieën, in die tijd steeds meer empirisch van aard.

Model van Copernicus
Heliocentrische model van Copernicus

De Poolse katholieke monnik Copernicus ]23. Copernicus 1473 – 1543] ontwierp op basis van  wiskundige berekeningen een kosmologisch model waarin niet de aarde, maar de zon het centrum was waar alles omheen draaide 6. Hij durfde zijn ideeën echter lange tijd, uit angst voor repercussies, niet te publiceren. Pas op zijn sterfbed heeft hij de eerste druk ervan onder ogen gekregen.

De Kerk beschouwde Copernicus’ theorieën aanvankelijk als een  ‘absurditeit’, een theoretische ‘Spielerei’ die kon worden genegeerd.  Luther echter, liet wel bezwaren horen, omdat hij het onacceptabel vond dat Copernicus iets beweerde dat niet met het Bijbelverhaal overeenstemde. Maar pas toen Galilei 7 door observaties met een verbeterde telescoop de berekeningen van Copernicus kon bevestigen voelde de paus  zich, in 1633,  gedwongen Galilei de mond te snoeren.

In 1610 had de Duitse astronoom Kepler 8 de observaties van Galilei al bevestigd. Ze ondersteunden ook zijn eigen theorie over de bewegingen va de hemellichamen. De Engelse fysicus en mathematicus Newton 9 gaf aan Keplers berekeningen een natuurkundige onderbouwing met zijn formulering van de algemene wet van de zwaartekracht, rond 1685. Deze theorie vormde het begin van de klassieke mechanica, maar werd tevens, binnen de wetenschap, de doodsklap voor het geocentrische model.

Kosmische krenking

De grote tegenzin om aandacht aan deze nieuwe ideeën te besteden was niet alleen van theologische aard. Die had ook te maken met de ‘kosmische’ omvang van de krenking die deze veranderde kosmologie in het algemeen voor ‘de Mens’ betekende. Want de aarde -en dus de mens- zou door dit nieuwe wereldbeeld niet langer het centrum van de wereld zijn en zijn positie als kroon op de schepping verliezen 5 Dat gekoesterde mensbeeld dreigde te worden afgedankt, met pijnlijke gevolgen voor het zelfbeeld en het zelfgevoel.


Existentiële crisis

Freud heeft zijn neuroseleer gebaseerd op de conflicten die een kleuter ervaart zodra hij 11 merkt dat hij niet het middelpunt van de wereld is. Volgens Freud draaien die conflicten rond de kinderlijke seksualiteit en hij noemde dat het Oedipuscomplex.
Vanuit een breder kader bekeken, kunnen zijn ideeën helpen om de reacties op bovenbeschreven veranderingen -in wereldbeeld, mensbeeld en zelfbeeld- beter te begrijpen. Je kunt je voorstellen welk een schok het voor een kleuter moet zijn wanneer hij merkt dat zijn ouders niet exclusief voor hem bestaan en van hem houden, maar dat ze er ook voor anderen zijn, en ook van anderen houden; van de andere kinderen, van elkaar, van hun eigen ouders, etc. Bij het volle besef hiervan valt een opgebouwde zekerheid als een kaartenhuis in elkaar. Het resultaat daarvan is een existentiële crisis, die gevoelens van onveiligheid, angst, woede en gekrenktheid veroorzaakt. Met het constructief oplossen van deze crisis zet een kind een cruciale stap in zijn ontwikkeling, op weg naar ongeveer het enige vermogen waarin wij mensen echt uitblinken in het dierenrijk: het kunnen aangaan van complexe samenwerkingsrelaties met grote groepen van onze soortgenoten.

Ik zie overeenkomsten tussen deze kleuter-stap en de existentiële crisis waarin onze westerse wereld aan het einde van de Middeleeuwen, door het loslaten van de ‘zekerheden’ van Kerk en Bijbel en het ontdekken van grotere verbanden, terecht kwam.


Nog meer kosmische krenkingen

Het inruilen van een geocentrisch wereldbeeld voor een heliocentrisch model was al een enorme stap. Maar daar bleef het niet bij. Want in de loop der tijd werd duidelijk, dat ook onze zon niet het centrum van de wereld is, maar slechts een kleine, vrij onopvallende ster, aan de rand van een middelgroot sterrenstelsel, dat we de Melkweg noemen. Naast onze zon bleken er nog enkele miljarden andere sterren in dat sterrenstelsel te zijn.

Aanvankelijk leidde deze ontdekking tot de aanname dat de Melkweg het hele heelal ‘vulde’. Ook dat bleek echter niet te kloppen. Door de astronoom Hubble (naar wie de bekende Space Telescope is genoemd) werd in 1929 aangetoond dat de ‘nevels’ tussen de sterren niet bij de Melkweg horen, maar dat het andere sterrenstelsels zijn. Ook vond hij dat die stelsels, -waarvan er vele miljarden bleken te zijn- zich met grote snelheid van ons verwijderden en dat het heelal dus uitdijt. Daarbij bleek onze Melkweg ook nog eens niet het centrum van dat alles te zijn. Opnieuw een aanslag op ons al gehavende wereldbeeld en mensbeeld.

Inmiddels weten we dat al die sterrenstelsels in gigantische clusters zijn geordend en dat die clusters opnieuw nog veel grotere clusters vormen, met een sponsachtige structuur. De Melkweg is daarin verhoudingsgewijs niet meer dan een nietig stofje.

Leven op aarde uniek?

Kunnen we dan misschien een unieke status ontlenen aan het feit dat op onze aarde leven tot ontwikkeling is gekomen? De aarde heeft, in vergelijking met de andere planeten van ons zonnestelsel, inderdaad een aantal unieke eigenschappen waardoor er op grote schaal leven voorkomt. Maar deze eigenschappen zijn ook weer niet zó uitzonderlijk dat er in al die sterrenstelsels geen vergelijkbare condities kunnen bestaan. Door de onvoorstelbaar grote hoeveelheid sterrenstelsels, die ieder weer uit miljarden sterren bestaan, waaromheen vaak planeten draaien, is de kans dat er ergens vergelijkbare omstandigheden zijn ontstaan zelfs veel groter dan dat zoiets niet zou zijn gebeurd. Vandaar dat er inmiddels op allerlei manieren naar tekenen daarvan wordt gezocht.

En … weten we het nu wél?

Sinds onze voorouders de blik naar boven richtten en probeerden enige orde en samenhang te ontdekken in wat zij daar zagen, hebben we al grote vorderingen gemaakt in de ontdekking van het heelal.

Toch blijven nog grote vragen onbeantwoord. Hoe zit het met de ‘donkere materie’ en de ‘donkere energie’ die het grootste deel van de materie en energie in het heelal uitmaken, zonder dat we enig idee hebben van het hoe en wat daarvan. Wat was er vóór de oerknal? Heeft ons zonnestelsel een negende planeet (niet Pluto, de dwergplaneet)? En nog veel, veel meer.

Ons eigen zonnestelsel

solar_system_size_to_scale
Zon en planeten in de juiste grootteverhouding ten opzichte van elkaar.

Maar we weten toch inmiddels wel hoe ons eigen zonnestelsel eruit ziet?

Dat dacht ik ook, totdat ik onderstaand filmpje bekeek. Daarin is te zien hoe een filmploeg op een woestijnvlakte van 10×10 km een schaalmodel van ons zonnestelsel maakt, waarbij ze uitgaan van een aardbol zo groot als een knikker. De afstand tot de zon wordt aangegeven in meters. Het model heeft een schaal van 1: 1 miljard 12

Hieronder een rijtje van maten op schaalgrootte: van de diameter van de planeten in cm; en van de afstand tot de zon in meters:

Schaalmodel

zonnestelsel schaalmodel
Een vlakte van 10×10 km was nodig om in een schaalmodel van ons zonnestelsel aan de planeten nog werkbare afmetingen te geven (schaal van 1 : 1.000.000.000)

——- diameter |  afstand tot de zon
——- in cm        |  in meters
Zon:        140,0 |      0
Mercurius 0,5 |     60
Venus:        1,2 |   105
Aarde:        1,3 |   150
Mars           0,7 |   225
Jupiter      14,3 |   780
Saturnus  12,1 |1.425
Uranus        5,1 |2.850
Neptunus   5,0 |4.500

Verander nu je eigen wereldbeeld

Je kunt de bovenstaande getallen bekijken en dan denken dat je weet hoe het er uitziet. Maar klopt dat wel? Waag je eens aan de volgende test.

Doe dit gedachte-experiment:

strandpaal-wit-
Langs heel de Nederlandse kust staan strandpalen die dienen als meetpunten voor Rijkswaterstaat.

Stel je in gedachte voor dat je een rustig stuk van het strand langs onze kust opzoekt. Loop naar een van de strandpalen toe.

Deze staan 250 m uit elkaar. We gebruiken ze als oriëntatiepunten.

Bereid je voor op een wandeling van 4,5 km (= 18 palen).

Nog steeds in gedachte:

• Zet op de startpaal, die we paal 0 zullen noemen, een rode bal neer met een doorsnee van 140 cm (= de Zon) en loop dan in de richting van de volgende paal (= paal 1) die 250 m verderop staat.

• Leg na 60 m een bolletje van 0,5 cm neer: Mercurius
• en 45 m verder een bolletje van 1,2 cm: Venus
• weer 45 m verder een bolletje van 1,3 cm: de Aarde
• en 75 m verder een bolletje van 0,7 cm: Mars

Draai je nu om. Je staat nu 225 m van de Zon af. Kijk in die richting en probeer de vier planeten te vinden.

Wat verwacht je te zien?

• Loop weer verder. Na 25 m kom je bij paal 1. Loop door naar paal 2 en 3. Nog 30 m verder leg je een bol van 14,3 cm neer: Jupiter.

• Loop nu door naar paal 4 en 5, en dan nog 175 m richting paal 6. Leg hier een bol neer van 12,1 cm: Saturnus.

Draai je nu weer om en kijk richting Zon. Probeer de laatste twee planeten (de twee grootste!) te vinden.

Wat verwacht je te zien?

Je staat nu 1425 m van de Zon, ongeveer 1/3 van de totaal af te leggen afstand.

• Loop nu nog eens eenzelfde afstand. Je passeert dan de palen 6, 7, 8, 9, 10 en 11. Loop 100 m verder en leg daar een bol van 5,1 cm neer: Uranus

• Nu loop je langs paal 12, 13, 14, 15, 16, 17 naar paal 18. Daar leg je de laatste bol neer, deze meet 5,0 cm: Neptunus.

Draai je bij paal 18 om, kijk weer in de richting van de Zon en probeert de twee laatste planeten (in doorsnee 4x zo groot als de Aarde) te vinden.

Wat verwacht je te zien?

Je hebt nu, in het schaalmodel, de buitenste omloopbaan van de planeten in ons zonnestelsel bereikt. 13 Die omloopbaan is een cirkel, waarvan je nu de helft van de middellijn hebt afgelegd.

Leegtevrees

War meteen opvalt: de onvoorstelbare hoeveelheid ‘leegte‘ in verhouding tot de vaste massa van de hemellichamen, zelfs van de Zon. En hoe is het mogelijk dat de zwaartekracht van zon en planeten dat allemaal, op zo;n grote afstanden, bij elkaar houdt?

Ons zonnestelsel is echter nog gezellig druk en knus vergeleken met de leegte in de rest van het heelal. De dichtstbijzijnde ster, Proxima Centauri, staat, in werkelijkheid, op een afstand van 40.000 miljard km afstand. In ons schaalmodel moet je daarvoor een afstand afleggen die even ver is als een reis rond onze aardbol. Hier bereikt ons schaalmodel dan ook de grens van bruikbaarheid. Voor ons Melkwegstelsel, de clusters van sterrenstelsels, het uitdijende heelal, etc. schieten dergelijke schaalmodellen tekort.

Ons brein heeft eigenlijk geen referentiekader ter beschikking om dergelijke leegte echt te kunnen bevatten. Daar heeft de evolutie het (nog) niet voor klaargestoomd. Je zou er ‘leegtevrees’ van kunnen krijgen, een nieuwe fobie waarbij ruimtevrees (of pleinvrees) in het niet (of de leegte) valt.

Toch knap

Dit nieuwe wereldbeeld ligt wel erg ver af van het scheppingsverhaal waarin het allemaal om de mens draait en alles nog een menselijke maat heeft.

Dat dwingt ons tot een bescheidener mensbeeld en zelfbeeld; iets waar wij mensen niet in uitblinken.

Maar …  😉 … toch knap dat we hebben ontdekt hoe nietig we zijn!

——————————————- —————————— ©2016 horsey

Informatie over de website   Wegwijs  of  Inhoud

Plaats een reactie  →  klik op  Discussie

Gebruik de Terug-knop linksboven om terug te gaan naar de vorige webpagina.



  1.  Aristoteles 384 – 322 v.Chr.
  2. Ptolemaeus  87 – 150 na Chr.
  3. Aristarchus ca. 310 – 230 v. Chr.
  4. (Flammarion, 1872 l’Atmosphere. Pseudo-historische voorstelling van het middeleeuws wereldbeeld
  5. Gude, 2010
  6. Copernicis, 1543 De revolutionibus orbium coelestium (Over de omwentelingen van de hemellichamen)
  7. Galilei 1564-1642
  8. Kepler 1571– 1630
  9. Newton 1642–1726/27
  10. Gude, 2010
  11. Omwille van de leesbaarheid is, waar van toepassing, hij = hij/zij en zijn = zijn/haar
  12. Ik gebruik iets andere cijfers dan in het filmpje gebeurt,maar de verschillen zijn klein
  13. Er zijn ook nog dwergplaneten en asteroïden, zelfs misschien een negende planeet, maar die laten we even hierbuiten